Lang geleden is ons land christelijk geworden. Met een mooi woord heet het dat de Lage Landen zijn gekerstend. Als je iemand vraagt wie daarin de hoofdrol hebben vervuld, dan krijg je meestal te horen: Willibrord en Bonifatius. En soms weet iemand nog uit een oud jaartallenboekje de namen op te lepelen van Eligius, Amandus en Bavo. In Limburg zweert men bij de naam van Servaas (of: Servatius) en verheft men hem in Maastricht zelfs tot heilige. Maar … misschien waren de eerste ‘missionarissen’ wel soldaten uit het daar gelegerde Romeinse leger! Onder deze militairen waren, zowel voor als na Constantijn de Grote, heel wat christenen te vinden. Maar een ‘zendeling van eigen bodem’ … die had zich nog niet laten horen.

 Heidenen – ontvankelijk voor Christusprediking?
Uiteraard is van elk van de genoemde mannen wel iets bijzonders te zeggen in verband met de kerstening van de Lage Landen. Servaas (plm. 380) deed zijn werk in Maastricht en wijde omgeving. Hij was van ver gekomen: waarschijnlijk uit Armenië en hij staat bekend als de eerste christelijke bisschop van Maastricht. Eligius (plm. 650) kwam uit Frankrijk en werkte in wat we nu België noemen. Amandus (plm. 650) trad ook op in de zuidelijke gebieden, met name in Vlaanderen; hij werd later ook bisschop van Maastricht. En van Bavo is te zeggen dat hij ook in het zuiden werkte – al weten we bijzonder weinig over zijn persoon. Maar deze eerstelingen waren allemaal ‘buitenlanders’. Ze waren op missie gestuurd door ‘vreemde’ machthebbers die er in ieder geval politiek belang bij hadden dat de Lage Landen christelijk werden. En daarom is het goed denkbaar dat hun werk door de heidenen hier niet werd gewaardeerd. Met Willibrord en Bonifatius lag het iets gemakkelijker. Zij kwamen uit Engeland en daar had men geen politieke bedoelingen met missionarissen. Zij hebben aan veel Friezen, Franken en Saksen het evangelie mogen verkondigen en velen van hen lieten zich dopen. Het kwam op verschillende plaatsen tot de bouw van een kapel.

Friezen – niet te bekeren?
Maar in de kuststreken in het westen en noorden lukte het met de kerstening niet zo goed: dat was met name bij de Friezen een probleem. Zij woonden overigens niet alleen in wat wij vandaag Friesland noemen, maar hun rijk strekte zich ooit uit van Zeeland tot Denemarken. Zij benadrukten hun eigenheid zo zeer dat vreemden er goed aan deden zich aan hen aan te passen in plaats van andersom. Een van hun koningen zette echter de deur op een kier en dat had goed kunnen uitpakken toen deze Radboud zich wilde laten dopen. Het verhaal gaat echter dat hij – bij de doopvont staande – er toch maar van afzag! Waarom? Omdat hij in het hiernamaals dan zou moeten leven van zonder zijn (heidense) voorouders. Radboud stierf in 719.

In die tijd werkte Willibrord in het zuiden van de Lage Landen en kwam Bonifatius zo nu en dan in de meer noordelijke streken. Maar deze grote missionaris vond, met al zijn medewerkers, de dood bij Dokkum, op 5 juni 754. Dat was een zware slag voor allen die de christelijke kerk liefhadden. Zat Friesland nu op slot? En zou die deur naar het hart van de Friezen wel ooit weer opengaan?

Liudger
Wanneer we nu met Liudger verder gaan, is dat omdat het hem wel is gelukt de Friezen tot de overtuiging te brengen dat hun eeuwig heil bij Christus te vinden is. Maar onmiddellijk komt de vraag op wat het geheim is geweest van Liudger. Was dat omdat niemand minder dan Karel de Grote hem vele jaren in bescherming heeft genomen? Of was het die Andere Hogere Macht die hem leidde en beschermde? Natuurlijk telt dit laatste als belangrijkste: God heeft het zo geleid dat Liudger goede resultaten zag op zijn zendingswerk. Maar ook is het zo dat Karel de Grote zich helemaal voor de missionaire taak van de kerk heeft uitgesproken. Deze koning, die in het jaar 800 keizer werd (van het grote Frankische rijk), was zelf een belijder van Christus. Hij heeft er veel aan gedaan om heel West-Europa te doordringen met de heilsboodschap van Jezus Christus. Volgens sommige verhalen (die overigens wel zijn betwijfeld) zette Karel daarvoor zelfs wel militaire middelen in; zo zouden de Saksen voor de keus gesteld te zijn van ‘doop of dood’. Karels rijk was politiek de grote machtsfactor in Europa: je deed er gewoon verstandig aan om je te onderwerpen aan zijn beleid. Een beleid dat ook economisch en ecologisch het goede met het volk voor had.

Toch zegt dit nog niet alles over ‘het geheim’ van Liudger. Daarvoor moeten we echt met de man zelf kennis maken. En dan blijkt dat Liudger zelf tot het Friese volk behoort. Hij was een geboren en getogen Fries. Nu is er over zijn geboorteplaats enig verschil van mening geweest: de één zei dat het Wierum is geweest (bij Dokkum), maar anderen hebben na grondig onderzoek kunnen vaststellen dat zijn geboorteplaats in de omgeving van Breukelen te vinden is.  Hoe zo een Fries? Wel, ook dat is wel verklaarbaar: Liudgers (groot)ouders waren uit de omgeving van Wierum weggevlucht, zeer waarschijnlijk voor de dreiging van de heidense vorsten van Friesland. Hun tijdelijke woonplaats werd het gebied langs de Vecht in Utrecht. En als we het Utrecht van de 8e eeuw noemen, dan stellen we dat de kerk daar al een vaste plaats had gekregen: Willibrord zetelde daar als aartsbisschop van de Friezen, al moet er direct aan worden toegevoegd dat er van een goed georganiseerde ‘kerkprovincie’ nog geen sprake was.  Dat begon onder bisschop Alberik I (rond 780). En daar heeft Liudger als jonge vent zijn eerste vorming ontvangen. En die vorming is voortgezet in Engeland. Maar Liudger kwam terug – en dat werd de start van de evangelieverkondiging in Friesland en later in de Saksische streken van West-Europa. Zijn zendingswerk kreeg de volle bescherming van Karel de Grote, die regeerde van 768-814. In Noord- en Oost-Nederland vindt men veel plekken waar Liudger in herinnering wordt gebracht. Ook daarbuiten trouwens: Liudger werd in 805 benoemd tot bisschop van Munster. Met grote voortvarendheid heeft hij daar de Christus verkondigd. Hierover kan men uitgebreid lezen in het boek van Klaes Sierksma, Liudger Thiadgrimszoon, een uitgave van Van Wijnen in Franeker, 1995.

 

Zanger Bernlef
Liudger wordt naast zijn plaats als prediker bij de Friezen ook wel ‘de apostel van de Groningers’ genoemd. Of hij zelf zo aangeduid wilde worden is te betwijfelen. Maar het geeft wel aan dat hij ook in Groningerland op intensieve manier het zijn missie bezig is geweest. Daarbij was hij vaak in gezelschap van Bernlef, een blinde zanger. Het verhaal gaat Liudger hem grotendeels van zijn blindheid heeft genezen – en dat wordt dan gerekend tot een van de wonderen die deze zendeling heeft verricht.  De inhoud van Liudgers boodschap werd door Bernlef omgezet in een lied.

Over Liudgers preken is een goed getuigenis te geven: hij verkondigde de Christus. En daarbij is duidelijk dat hij dat deed in katholieke zin, d.w.z. dat hij trouw was aan de katholieke kerk waar deze de ketterse leer van Arius (die Christus niet als God erkende) had veroordeeld.

Liudger liet in veel dorpen kapellen bouwen en ook stichtte hij een aantal kloosters. Tot op zijn oude dag bleef hij in (de omgeving van Munster) preken. In 809 stierf hij. Hij behoort tot de grondleggers van de christelijke kerk in Noordwest-Europa. Samen met keizer Karel de Grote ijverde hij voor ‘de stad Gods’ bij Friezen, Groningers en Saksen.

 

©   Dr. Harm Veldman, Zuidhorn

Vorig artikelMannenzang in onze Regio
Volgend artikelMannenzangavond Grootegast
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.