Omdat de dreiging van arrestatie door de roomse inquisitie steeds groter werd, besloot Guido de Brès in 1548 naar Engeland te vluchten. Dat hadden al veel meer protestanten gedaan, zowel Lutheranen als Calvinisten, en zo waren daar ook al kerkelijke gemeenten gevormd van niet-Engelse kleur.

Guido vond zijn plek daar en leerde van verschillende reformatorische theologen hoe er op een juiste manier gepreekt moest worden. Wij weten niet precies wie hem verder opgeleid hebben – we kunnen denken aan de Anglicaanse aartsbisschop Thomas Cranmer, aan de uit Straatsburg afkomstige hervormer Martin Bucer en aan de Poolse reformator Johannes a Lasco die in Londen een leidinggevende functie had in de ‘vluchtelingenkerken’. Maar ook aan Petrus Datheen, Marten Micron en Johannes Utenhove, alle drie Zuid-Nederlanders. Over hun invloed op De Brès is weinig met zekerheid bekend. Wel is bekend dat men in Engeland veel geschriften van Calvijn binnenkreeg. Guido leerde preken, wat hij o zo graag wilde – en het liefst zo gauw mogelijk na terugkeer in zijn geboortestreek.

Maar zijn verblijf in Engeland duurde vier jaren. In 1552 verliet De Brès Engeland. Net op tijd, want een jaar later kwam een nieuwe koningin, Maria Tudor, aan de macht. Zij was rooms-katholiek en moest niets hebben van de reformatie. Ze kreeg zelfs de bijnaam ‘Mary Bloody’. Ze liet honderden protestantse gelovigen ombrengen, ook Thomas Cranmer. Queen Mary regeerde tot 1558. Toen volgde haar halfzus Elisabeth haar op – zij was Anglicaans en bewaarde grote afstand tot de rooms-katholieke kerk. Zij regeerde 45 jaar.

Terug naar de Nederlanden

Van 1552 tot 1556 was Guido de Brès actief in de Zuidelijke (Franssprekende) Nederlanden; hij preekte vanuit Rijssel (Lille) in het geheim in veel steden en dorpen in huizen van christenen die hij vertrouwde. Zo bouwde De Brès ‘ondergronds’ aan de vorming van huisgemeenten. In Rijssel groeide gemeente door zijn ijver hard. In tijden van betrekkelijke rust studeerde De Brès graag. Dat deed hij onder meer voor het schrijven van ‘Le Baston de la Foy chrestienne’, d.w.z. ‘De staf van het christelijk geloof’.

Dit boekwerk verscheen in 1555 in het Franse Lyon (misschien een schuilnaam?). In dit boek keek hij terug naar de tijden van de Vroege Kerk, met als doel, via citaten van kerkvaders, aan te tonen wat de aloude, ware ‘katholieke kerkleer’ was, en dan te ontdekken hoe ‘katholiek’ de kerkleer van de reformatie was. De reformatie was volgens De Brès echt katholiek, terwijl de Rooms-katholieke kerk dat ook wel beweerde, maar op heel veel onderdelen duidelijk afweek van haar oorspronkelijke geloofsopvatting. De Brès reageerde met zijn boek op een geschrift van een rooms-katholieke tijdgenoot. Kort gezegd: ‘Le Baston’ was een goede verdediging tegenover ‘Rome’, een pure apologie van het gereformeerde geloof.

Vorig artikelHeiligenverering losgelaten
Volgend artikelFelle geloofsvervolging in Rijssel
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.