Men vindt in Nederland weinig mensen met de naam Polycarpus. Die naam betekent zoveel als ‘drager van rijke vrucht’. Enkele jaren geleden werd een Syrische christen in Nederland tot monnik gewijd en een tijd later met het ambt bekleed van aartsbisschop van de Syrisch-orthodoxe kerk in Nederland: hij heet Polycarpus Augin Aydin. Zijn naam komt van ver: namelijk uit de eerste eeuwen van de christelijke kerk. De Polycarpus die wij hier aan u voorstellen, leefde ruim 1900 jaar geleden.

Leerling en vriend van Johannes
Polycarpus had de stad Smyrna (in Klein-Azië, nu Izmir in Turkije) als woonplaats en hij diende daar de christelijke gemeente als voorganger. Het was in die tijd al gewoonte om zo iemand ‘bisschop’ te noemen, wat letterlijk wil zeggen: opziener, toezichthouder. Maar daarmee is bepaald niet alles gezegd welke taak een bisschop had. Hij was uiteraard in de eerste plaats herder, pastor. Hij kende zijn ‘schapen’, hij deelde in hun vreugde en verdriet. Hij stond naast hen als ze hun toekomst als christen soms niet meer zagen zitten. Want het waren zware tijden toen Polycarpus bisschop was. En toch is hij heel lang bisschop geweest, misschien wel 70 jaar – vermoedelijk levenslang in Smyrna.

We komen Polycarpus (net) niet tegen in het Nieuwe Testament, tenminste niet bij zijn naam. Maar het zou goed kunnen dat we hem toch anoniem voorbij hebben zien komen. Het is niet ondenkbaar dat hij ‘de engel der gemeente’ van Smyrna was aan wie de apostel Johannes een brief (één van de zeven) schreef vanaf het eiland Patmos; zie Openbaring 2:8. Volgens één van de oude verhalen is Polycarpus zelfs door Johannes als bisschop van Smyrna aangesteld. In ieder geval heeft hij van de langst levende apostel onderwijs ontvangen in de heilige Schriften. Johannes heeft hem op weg geholpen om zelf weer anderen verder te helpen op de weg naar Gods eeuwig koninkrijk.

Doordat Polycarpus ‘de fakkel van het christelijk geloof’ heeft overgenomen van Johannes noemen we hem in de kerkgeschiedenis een ‘apostolische vader’. Net zoals Ignatius van Antiochië die wellicht een leerling geweest is van Petrus. Deze ‘vaders’ zijn voor onze kennis van de eerste jaren na het Nieuwe Testament van grote betekenis: immers, hoe ging het met de kerk nadat de laatste apostelen waren gestorven? Met Polycarpus hebben we dan iemand die – al ver buiten Jeruzalem – de hand schudt met Johannes de apostel. De oude grijsaard geeft de fakkel door aan een jonge energieke vriend.

Geloofsvervolging
Polycarpus is geboren in het jaar 68 of 69. Al in zijn jeugd heeft hij Jezus Christus leren kennen. Maar we weten over zijn jonge jaren heel weinig. Als hij een jaar of 30 is wordt hij bisschop van de gemeente in Smyrna. Dat gebeurde in een tijd waarin het soms zo maar kon gebeuren dat christenen werden aangeklaagd bij de Romeinse overheid, waarna deze hen soms tot de doodstraf veroordeelde. In het laatste Bijbelboek worden die vervolgingen ook ronduit genoemd. Christus laat Johannes het volgende schrijven: “Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster van hen, die zeggen dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een synagoge des satans. Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.” (Openb. 2:9 en 10). Wanneer we deze brief mogen dateren in vrijwel dezelfde tijd als waarin Polycarpus voor het eerst als bisschop optreedt, beseffen we tegelijk onder welke grote druk hij met zijn gemeente heeft gestaan.

Zelfstandig kerkleider
De voorbeeldige kennis van Polycarpus en zijn even voorbeeldige manier van leven zijn er de reden van dat hij zeer gezaghebbend overkwam. Hij gold als rechtschapen, eerlijk en dapper. Soms ook onbuigzaam. Dat bleek toen de christelijke kerken met elkaar strijd voerden over de Paasdatum. Die was toen nog niet vastgesteld zoals vandaag de dag: Pasen viert men nu op de eerste zondag na volle maan na 21 maart. Maar in die eerste eeuwen kon men het meemaken dat christenen zich hielden aan de Joodse datum (14 Nissan), dus vaak op een gewone doordeweekse dag! Maar de gedachte werd in het Westelijk deel van de kerk steeds sterker dat het goed was Pasen steeds op een zondag te vieren, op de dag van opstanding van Jezus. Maar Polycarpus hield vast aan de Joodse kalender. En dat heeft hij de bisschop van Rome (paus) Anicetus heel duidelijk onder ogen gebracht. Het verschil van mening leidde gelukkig niet tot een kerkscheuring: samen vierden Anicetus en Polycarpus met hun mensen het avondmaal.

Het is deze zelfstandigheid die Polycarpus ook kenmerkte in zijn strijd tegen opkomende ketterijen –zijn collega-bisschop van Rome was er net zo fel tegen. Polycarpus bewaarde grote afstand tot ketters, letterlijk zelfs toen hij de (christen-)gnosticus Cerdo in een badhuis ontmoette. Uit vrees voor Gods toorn vluchtte hij de badruimte uit. Van een andere ketter, de meer bekende Marcion, getuigde Polycarpus dat hij hem herkende als ‘de eerstgeborene van de satan’. Marcion wilde niets weten van ‘de God van het Oude Testament’; die was volgens hem een verschrikkelijke god en heel anders dan die van het Nieuwe Testament. Polycarpus voelde zich bijzonder verantwoordelijk voor zijn gemeente en waakte over haar met een oordeel dat gevormd was via een scherp onderscheidingsvermogen.

Martelaar
Polycarpus is op hoge leeftijd nog martelaar geworden voor zijn geloof in Christus. In welk jaar dat precies gebeurde is niet met zekerheid te zeggen; de één denkt dat het in 155 of 156 is gebeurd, de ander denkt aan de jaren 165/166. Maar hoe dan ook, de vijanden van de kerk hebben de bisschop pas laat de Romeinen in handen kunnen spelen. En hij was niet de enige: een kleine groep medechristenen overkwam hetzelfde. Allen waren bereid te sterven voor hun Heiland, ook al had men kunnen vluchten voor de vijanden. Hier spreekt een duidelijke wil tot martelaarschap.

Van Polycarpus weten we dat hij bij zijn arrestatie in een hutje buiten de stad lag te bidden. Hij sprak het arrestatieteam aan in grote gemoedsrust.  Deze lieden verwonderden zich over zo’n oude, rustige man. Ze vroegen zich zelfs af waarom men zo’n haast moest hebben om deze man op te pakken. Polycarpus liet hen eten en drinken voorzetten en vroeg tijd om te bidden. Twee uur lang sprak de bisschop zijn gebeden uit. En die hadden zo’n effect dat het arrestatieteam spijt kreeg dat het zo’n man moest aanhouden. Maar de reis naar de Romeinse overheidsdienaren moest doorgaan. Een hoge regent – met de naam Herodes – wachtte Polycarpus op aan de rand van de stad. Daar liet hij hem plaats nemen in zijn reiswagen. Onderweg probeerde Herodes de bisschop over te halen om uit de spreken: “De keizer is Heer.” En daarna was een offer voor de keizer voldoende bewijs dat hij het ook echt meende. Maar hoe hij hem ook aanraadde zo zijn vrijheid terug te krijgen, Polycarpus ging niet in op het voorstel. Zo kwamen ze aan bij het grote stadion van Smyrna. De tribunes zaten vol. Een bijzonder schouwspel stond te gebeuren. Bij het binnentreden van het stadion klonk er een stem alsof die uit de hemel kwam: “Wees sterk en dapper, Polycarpus.” Daarna werd hij voorgeleid aan de proconsul. Die probeerde hem ook tot toegeven te bewegen: “Denk aan uw hoge ouderdom. Zweer bij het geluk van de keizer en kom tot inkeer. Vervloek Christus.” Maar Polycarpus antwoordde: “86 Jaar heb ik Hem gediend en Hij heeft mij geen kwaad gedaan. Hoe kan ik mijn Koning die mij gered heeft, vervloeken?” Daarop dreigde de proconsul de wilde beesten op de oude bisschop los te laten. Maar ook daarmee was Polycarpus niet van zijn stuk te brengen.  De proconsul dreigde met vuur. Waarop Polycarpus zei: “U dreigt met vuur dat even brandt en na korte tijd dooft. U bent onkundig van het vuur van het komende oordeel en de eeuwige foltering die is weggelegd voor de goddelozen. Maar wat aarzelt u nog, kom op met wat u wilt.” Daarop riep de proconsul om de mening van het toegestroomde volk. Dat oordeelde dat Polycarpus gedood moest worden; de bisschop der christenen was een vijand van de keizer en leerde dat men niet voor hem mag offeren en knielen.

Nu werd Polycarpus op de brandstapel gezet. Hij nam de tijd om te bidden: het werd één grote lofprijzing voor God die hem waardig had bevonden om martelaar te worden vanwege het getuigenis van het evangelie van Christus. Na het ‘Amen’ werd het vuur aangestoken, maar in plaats dat het de bisschop verbrandde werd het een vuurkolom die hem helemaal omgaf. De geur van een reukoffer kwam op de omstanders af. Toen besloten de Romeinen Polycarpus met het zwaard te doden. Volgens het oudste getuigenis vloeide er toen zoveel bloed dat het vuur doofde. Het lichaam werd met toestemming van de Romeinen alsnog verband en door de gemeenteleden van Smyrna plechtig begraven.

Over deze verschrikkelijke gebeurtenis schreef de gemeente van Smyrna een brief voor alle gemeenten in de omgeving. En dit document – vol van bewondering – is door de eeuwen heen bewaard gebleven, waardoor wij een verslag in handen hebben van een standvastige bisschop in Klein-Azië. Het leven en de marteldood van Polycarpus zijn voor velen tot rijke vrucht geworden.

©   Dr. Harm Veldman, Zuidhorn

Vorig artikelMeeting Grijpskerk
Volgend artikelEenheid in het geloof
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.