Taal
De platte taal is hier den den platduitschen tongval; echter veel met den Vrieschen tongval vermengd. Het is zeer wel mogelyk, dat de platte taal alhier hare eigendommelykheden heeft. Ik, als niet wel met deze zaak bekend, kan hier over niet oordelen. De scherplange e, klinkt hier als in Vriesland, ie; men zegt bien, stien enz voor iets heeft men goen. Men zegt is er nog koffy in de kan? En het antwoord is, ja er is nog goen in. Ook zegt men ratten, schippen enz. Het woord huis beteekent hier veelal woonkamer. Kom in huis zegt men, al staat men ook by de kamerdeur. Voor het woord gerst heeft men uitsluitend het woord koren. Die boer verbouwd veel koren, zegt zoo veel als hy verbouwd veel gerst. Andere koornsoorten worden granen genoemd. Het kind is nieuwsgierig, beteekent het kind is hoofdig.- Een nuver mensch, heet iemand die wat korzelig van aard is.

Karakter
Het algemeen karakter der inwoners kan men wel nemen, zoo als eene schets daarvan, van de inwoners der provincie, voorkomt, in Kremer, Beschryving der Provincie Groningen, schoon hierop ook al ongelukkige uitzonderingen te vinden zyn. De leefwyze wykt hier niet veel van die der landlieden van andere oorden der provincie af. Zomers staat men te half vier op, ’s winters wat later. Om 8 uur ontbyten; ’s middags te 12 uur middageten; ’s avonds te zes uur avondeten. Te 9 uur naar bed.- Dit alles geld van den boerenstand. In het dorp, is by velen, alles wat later, uitgenomen het morgen en middageten. By het trouwen heeft weinig feestelykheid meer plaats. By begravennismaaltyden heeft men hier niet dien omslag, als wel elders; witte brood en bier is het middagmaal. De visites hebben veelal ’s winters plaats, waarby veelal een goed gedeelte der nacht doorgebragt wordt. Kermissen en vooral harddraveryen zyn hier geliefde uitspanningen, welke zeer druk bezocht worden.