Geert Groote als confronterend prediker

Nederlandse wegwijzers naar de Reformatie (2)
dr. Harm Veldman

 Preken moet voor Geert Groote iets heerlijks zijn geweest. Hij was in zijn element om zijn hoorders in hun eigen taal toe te spreken. Hen te prikkelen om ook kritisch naar hun kerk te kijken. Niet om als een ‘moderne devoot’ de kerk dan te verlaten, maar om haar te genezen. Soms zijn de preken knappe analyses van de kwalijke praktijken in de 14de eeuw. En dat kan ons in de 21ste eeuw best wat zeggen.

 Diaken-prediker

Drie jaren had het taaie kloosterleven bij de kartuizers geduurd, maar nooit was Geert Groote tot hun orde toegetreden. Hij zou dat ook nooit doen. Want hij wenste juist in ‘het vrije veld’, maar wel met officiële machtiging, te preken in de Lage Landen. Om daarvoor nu de priesterlijke waardigheid te gaan bekleden, daar voelt Geert Groote niets voor. Enerzijds kent hij het vaak losbandige leven van deze geestelijken te goed – en hij wil er niet mee worden geassocieerd – anderzijds weet hij ook hoe mensen tegen de hoogheid van de priesterfiguur opzien: de man die ‘beschikt’ over Gods genadige gaven, die brood en wijn zegt te kunnen veranderen in het lichaam en bloed van Christus. Geert Groote kiest voor een lagere trap op de orde der geestelijken, die van de diakenen.

Getrouwd

Een ook voor de hand liggende reden voor de keus tegen het priesterschap is mogelijk het feit – dat pas in 1984 aan het licht gekomen is – van het gehuwd zijn van Geert Groote. Hoewel verdere gegevens over zijn vrouw en mogelijke kinderen niet zo royaal voor handen zijn, willen we de hardheid van deze omstandigheid niet in twijfel trekken. Wellicht mee daardoor ontvangt Geert van de Utrechtse bisschop Floris van Wevelinckhoven de wijding tot diaken, inclusief de fel begeerde opdracht om te prediken binnen het uitgestrekte bisdom.

Het is zo geregeld dat diakenen zonder voorafgaande toestemming van de lokale autoriteiten toegang hebben tot de plaatselijke preekstoel. Een aankondiging op de deur van de kerk is bij deze prediker voldoende. Dan komen de honderden ‘beminde gelovigen’ wel om er de zeer welsprekende Geert Groote te horen preken. Ze komen diep onder de indruk van zijn tekeergaan tegen de misstanden in de kerk. De nieuwe prediker is trouwens wel voorzichtig: een ‘notaris’ gaat elke dag met hem mee om woordelijk te ‘noteren’ wat hij zoal zegt. Mochten mensen hun beklag willen doen of over ‘onregelmatigheden’ willen klagen dan ligt het ‘proces-verbaal’ gereed. Het is hier de jurist Geert Groote die zijn opleiding niet zomaar verloochent.

Werkbezoeken

Intussen krijgen alle plaatsen van enige betekenis in het IJsseldal bezoek van Geert: van Arnhem tot Kampen is zijn eerste werkterrein. Later worden ook Amersfoort, Utrecht, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Delft en Gouda aangedaan. En menig jaloers stadspastoor vraagt zich af wat de mensen toch bezielt om zomaar, middenin de week, tijd vrij te maken voor een preek van deze Deventenaar. Men laat het werk ervoor liggen en staat vaak ademloos te luisteren. Soms klinkt een instemmend gemompel. Deze prediker kunnen ze goed verstaan. Hij spreekt de taal van het volk, hij leest uit een bijbelgedeelte in diezelfde taal: het ‘Duysch’. Maar hij spreekt ook meer dan eens naar het hart van het volk. In rake zegswijzen weet hij zijn kritiek aan de man te brengen. Recht op de man af. En hij durft wat te zeggen: tegen priesters die in ontucht leven, tegen rijke lui die niet moeten denken dat Gods Koninkrijk wijd voor hen openstaat. Geert Groote preekt de ‘angst Godes’, d.w.z. de vrees voor dood en hel, de angst voor het Laatste Oordeel. Z’n sermoenen moeten de felheid hebben gehad waarmee ooit Johannes de Doper zijn onbekeerde tijdgenoten toesprak. Ze wijzen alle op de enige weg van behoud: Jezus Christus en de navolging van Zijn leven. Zoals Jezus zich ook onthield van bijna alles en ook de kant van de armen koos…

Traktaat tegen de Domtoren van Utrecht

Geert Groote heeft zich in de kringen van de hoge Utrechtse geestelijkheid niet bepaald geliefd gemaakt door zijn opmerkingen over de bouw van de Domtoren. Om een indruk te geven van Grootes bezwaren geven we enkele fragmenten van de tekst van het traktaat Tegen de grote overbodige bouwwerken en onjuiste bepalingen, vooral tegen de Utrechtse toren in de editie van kerkhistoricus R.R. Post (1966).

 

‘Deze toren is uit de schat van de arme Christus met zovele en bijna oneindige kosten boven alle andere torens der Christenheid tot een wonderbare hoogte opgetrokken en moet nog hoger worden gebouwd.’  ‘Elke toerist (…) die de stad nadert of haar doorkruist staat verbaasd als hij deze hoogte en deze omvang ziet en blijft staan als hij deze toren in het oog krijgt. Hij wendt zijn ogen weetgierig naar de details. Hij tracht de hoogte te schatten en wat hij door zijn onderzoek niet kan te weten komen, zal hij aan de inwoners vragen. En dan zullen niet toe te juichten lofspraken op de toren loskomen. De burgers verheffen zich erop, zij het zonder grond. Het volk roemt de toren, en de bouwheren, tot kwaad bekwaam, gevoelen zich gevleid door de roem. Zo doen ook de regenten, die als bouwheren aan dit gevoel van trots voet geven.’  ‘Laat de bouwheren bedenken, hoe elk ijdel gloriëren op de schoonheid van wereldse zaken vleselijk, en de ijdele roem waarmee boosdoeners zich in hun kwade daden verheugen, duivels is. Zoals het is met elk mens, zo is het ook met elke groep, of stad of kerk, volgens Gregorius: hoeveel te meer eer hij geniet bij de mensen – tenminste zonder grond – des te geringer is hij voor God en de engelen.’

Tegen de ‘focaristas’

Nog feller dan tegen de verkwistende torenbouw van Utrecht keerde Geert Groote zich tegen de ‘onwaardige priesters’. Dat deed hij in een preek getiteld Sermo contra focaristas (= Preek tegen het hebben van een bijvrouw) voor groep geestelijken. Velen van hen namen het celibaat niet serieus en hielden er een ‘focarista’, een bijzit, op na, met wie ze samenleefden onder een en hetzelfde dak, samensliepen in een en dezelfde bedstee. Geert Groote fulmineert hiertegen en bewijst met een vijftal argumenten, ontleend aan de Heilige Schrift, de kerkvaders en de juristen:

  • dat de onwaardigheid van de priester het sacrament niet ongeldig maakt (in overeenstemming met Augustinus);
  • dat een priester die openbaar in onkuisheid leeft, door de gelovigen gemeden moet worden;
  • dat het (volgens Thomas van Aquino) grote zonde is de dienst van zulk een priester bij te wonen; het is een ‘doodzonde’;
  • dat de prelaten, die een zodanig man in functie laten, zich ook aan grote zonden schuldig maken;
  • dat iedere vrouw die door haar verhouding tot een priester ergernis zou geven, diens huis moet verlaten.

Dit hebbic bewijst in minen sermoenen, die ic der gemeinder kerke van Utrecht gepredict hebbe’, aldus Geert Groote in 1383.

Schorsing

Deze boetepreken worden door de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten niet gewaardeerd. De stedelijke overheid van Kampen en de priesters in Utrecht weten te bewerken dat er een eind komt aan Geert Grootes preekactiviteiten. Dat doet de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinckhoven, intussen nogal voorzichtig. Hij kondigt namelijk een algemene maatregel af die een eind moet maken aan de preekvergunning van alle diakenen in het bisdom Utrecht. Een algemene schorsing dus, die de mogelijkheid opent voor een reeks van onderzoeken naar de leer en levenspraktijk van de diakenen. Over Geert Groote wordt ook beweerd dat hij ketterse opvattingen verkondigt. Maar hij draagt zijn schorsing gelaten; hij breekt niet met het kerkelijk instituut. Trouw aan de pauselijke kerk zal hij zich schikken in de ‘algemene’ maatregel. Zijn beroep op de Romeinse paus Urbanus VI kan nog uitkomst brengen (het is hem echter niet meer ter ore gekomen).

Geert Groote vestigt zich weer in Deventer en gaat – nu zijn stembanden geen kerkelijke diensten meer mogen verrichten – teksten schrijven voor zijn groeiende schare volgelingen. Opmerkelijk veel jonge mensen hebben namelijk de wens te kennen gegeven in de sporen van Geert Groote te willen treden. Zij zijn de eersten van de straks sterk groeiende Broederschap des Gemenen Levens. Geert wil dat zijn geestverwanten a;s ‘mpoderne devoten’, d.i. als ‘[ eigentijdse vromen’ bij elkaar leven in een nieuwe leefgemeenschap – mannen apart van vrouwen.

Ziekte en overlijden

Het intensieve leven van Geert Groote kwam tamelijk onverwacht tot stilstand. In het IJsseldal waarde de pest weer eens rond. Maar iemand als Geert Groote zag er niet tegen op om de doodzieke broeder Lambertus Stuerman te bezoeken. Geert werd besmet met als gevolg dat hij de dood nu weer op zich af zag komen. Maar hij was nu bereid te sterven. Hij verlangde ernaar bij God te zijn. Ook al was hij nog maar 44 jaar. Enkele vrienden kwamen schoorvoetend en vol verdriet bij zijn sterfbed, maar Geert sprak hen bewogen toe:

“Hebt vertrouwen in God, geliefden, en vreest de boze aanvallen van de wereldsgezinde lieden tegen u niet! Blijft standvastig in uw heilig voornemen: God zal op deze plaats bij u zijn. Zodra ik hierboven bij God zal zijn aangekomen, hoop ik u hemelse bloemen te zenden, opdat gij zijn genade ervaart en in de wereld vruchten oogst. Nu beveel ik u aan in Gods hoede en die van Zijn heiligen.

En ziet, heer Florentius (Radewijns) , mijn beminde leerling, in wie werkelijk de Heilige Geest woont, zal uw vader en rector zijn. Hij zal in mijn plaats u leiden, luistert naar hem en gehoorzaamt zijn raad. Ik weet niemand, van wie ik zoveel mag verwachten en op wie ik zo kan bouwen: gij zult hem als uw vader vereren en liefhebben.”

 Op 20 augustus 1384, ’s middags tussen 5 en 6 uur, overleed Geert Groote in Deventer. Hij werd begraven in de Mariakerk. Zijn werken bleven eeuwenlang het getuigenis geven van het christelijk geloof dat levend blijft in directe relatie tot Christus als hét  Woord van God.

Florens Radewijns zette het werk van de Moderne Devotie voort, vooral in Zwolle en Windesheim.

Volgend artikelTwee devote onderwijshervormers in het IJsseldal (1)
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.