Noorderlingen opgelet! Gomarus komt in beeld. Niet de scholengemeenschap in Noord-Nederland die zijn naam draagt, maar de man zelf. Althans zoals we ons hem mogen kennen. Als scholier – en ook als ouders van scholieren – moet je natuurlijk weten naar wie je school is genoemd. En welke betekenis hij had (en heeft). En het hoort er ook bij dat je dan weet wat die beste man met Groningen te maken had. Je bent ‘Gomarist’ – toch?

Brugge
De fraaie Vlaamse stad Brugge is de plaats waar Franciscus Gomarus is geboren. De datum waarop hij ter wereld kwam is 30 januari 1563. Die tijd zat vol spanning. Goed te merken in de zuidelijke Nederlanden. Daar waren de meeste mensen eerst nog ‘gewoon rooms’ – ook de familie Gomaer. Ze lieten hun zoon dopen in de Sint Walburgakerk. Maar ze zijn niet lang meer in de pauselijke kerk gebleven. Steeds meer mensen gingen eigen wegen: sommigen kozen voor een sekte, anderen voor de gereformeerde kerk zoals die door Calvijn bedoeld was. Zo ontstonden in het zuiden steeds meer ‘ondergrondse kerken’, waar de gelovigen en hun voorgangers gevaar liepen hun leven te verliezen op de brandstapel. Maar mannen als Guido de Brès en Petrus Datheen lieten zich niet gauw intimideren. Ze schaamden zich het evangelie niet – ze kwamen er zelfs openlijk mee voor de dag. De Brès met de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) en Datheen met de Heidelbrgse
Catechismus (1563).
De niet onbemiddelde familie Gomaer stelde hun zoon in staat om de eerste beginselen van de wetenschap te leren kennen aan de Latijnse School, In Brugge. Maar toen hij 14 jaar was, besloot de familie te verhuizen. Uit de keuze van hun nieuwe woonplaats kan men afleiden dat ook zij gereformeerd waren geworden. Ze zochten een nieuw bestaan in het Duitse vorstendom de Palts, bij Heidelberg. Daar regeerde Frederik III en hij was een beschermer van de gereformeerde religie. De ouders van Franciscus wilden graag dat hun zoon zijn studie voortzette aan een gereformeerde instelling.
Eigenlijk was het vertrek van de familie Gomaer net iets te vroeg. Een jaar later was Brugge een stad waar de gereformeerden vrijheid van godsdienst kregen. De Calvinisten hadden de politieke touwtjes in handen gekregen; dit was mogelijk geworden door de Pacificatie (=
vrede) van Gent, 1576. Maar misschien zag de familie Gomaer de toekomst toch niet erg optimistisch in. En daarin kregen ze al hauw gelijk: de nieuwe Spaanse landvoogd Parma maakte vanaf 1579 korte metten met de macht van de Calvinisten in de zuidelijke Nederlanden.
Dominee worden Franciscus nam in deze jaren de Latijnse naam Gomarus aan. Hij studeerde in het veilige Straatsburg aan het gereformeerde gymnasium, waar de lessen gegeven werden volgens het bijbelse principe: ‘godsvrucht gaat samen met wijsheid en welsprekendheid’. Deze school stond onder leiding van rector Johannes Sturm (1507-1589) een man die Calvijn had meegemaakt en leren
waarderen. Na drie jaar vertrekt Franciscus naar de universiteit van Neustadt, waar hij o.a. de colleges volgt van Zacharias Ursinus, de belangrijkste opsteller van de Heidelbergse Catechismus. Gomarus’ theologische vorming wordt verbreed door bezoeken aan de universiteiten van Oxford en Cambridge (hier ontmoet hij de befaamde puritein William Whitaker die de paus zag als antichrist).
Terug in Duitsland studeert Gomarus af in Heidelberg en wordt in 1586 dominee bij de Nederlandse vluchtelingengemeente in Frankfurt am Main. De kerkgangers komen samen in een schuur, want de Lutherse overheid wil de Calvinisten geen officieel kerkgebouw toewijzen. In 1594 wordt de gemeente zelfs helemaal niet meer geduld.

Naar Leiden

Het jaar 1594 begint veelbelovend voor Gomarus. Hij ontvangt namelijk een benoeming als professor aan de Hogeschool van Leiden. Daarom vertrekt hij niet eerder dan dat hij in Heidelberg gepromoveerd is tot doctor in de theologie. Op 8 juni 1594 is het dan zover: hij treedt aan als hoogleraar te Leiden en houdt een rede over het Verbond. Zijn jaarsalaris bedraagt de aardige som van 800 gulden per jaar. Daarvoor moet hij colleges geven in de dogmatiek (= geloofsleer) en de exegese (= de uitleg van de Bijbel). Als kleine bijverdienste is er één gulden te verdienen met het officieel laten disputeren van studenten in aanwezigheid van medestudenten en hoogleraren. Gomarus mengt zich in Holland ook in de kerkelijke strijd tegen Roomsen en tegen die kerkleiders die niet geloofden in de Goddelijke Drie-eenheid. Maar de felste strijd voerde Gomarus tegen zijn eigen collega Jacobus Arminius.
Diepe meningsverschillen met Arminius Arminius is in Nederland bepaald nog niet vergeten. In 2010 lezen velen zijn verhaal in een fraai uitgegeven tijdschrift, een ‘glossy’. Arminius spreekt mensen van nu best aan. Hoe dat komt? Wel, hij raakt problemen aan waarmee ieder mens wel eens zit te worstelen. Met deze vragen bijvoorbeeld: Waar komt het kwaad in onze wereld vandaan? Maar als God dat niet heeft gewild, hoe zit dat dan met Gods voorzienigheid? En: heeft God echt al in de eeuwigheid voorzien en dus ook vastgesteld wie eeuwig zalig worden en wie niet? Staat alles al van e voren vast? En kun je als gedoopte dan toch nog wel verloren gaan? Belangrijke vragen, zeker. Want je zult God toch geen schuld willen geven van het kwaad en van jouw eeuwige verlorenheid? Dat wilde Arminius ook niet! Hij loste het zo op: Bij God kun je van een tweevoudige liefde spreken: a. de liefde tot de gerechtigheid; b. de liefde tot de mens. Deze laatste is ondergeschikt aan de eerste. Dat klinkt goed. Maar wie worden door de rechtvaardige God uitverkoren voor het eeuwige leven? Wel, dat zijn zij die ouden gaan geloven. Met hun geloof – dat God al lang had voorzien – waren ze aangenaam voor God. En dus: God komt hen tegemoet die Hem tegemoetkomen.
Maar als iemand dat nu eens niet doet? Tja, dan kan God ook niets beginnen. Want jouw persoonlijke geloof is voor God als het ware nodig om jou te redden. En als iemand dat nu niet wil, staat Gods genade stil. Zo werd God dus afhankelijk van de mens, of het nou gaat om de verlossing of om de eeuwige verdoemenis. De mens zelf werd de beslissende factor! Hij zou in staat zijn om God tegen te houden in de bekering die God wil bewerken. Maar Gomarus zei: dat is de eer van God te na! God kan immers dode harten tot leven brengen. Niets is Hem onmogelijk. Bekering is niet de keuze van de mens, maar de doorwerking van Gods Geest.
En dat werd door veel gereformeerden wel goed begrepen. Gomarus gaf nu leiding aan hen die de leer van Arminius niet accepteerden.
Dit meningsverschil werd niet echt bijgelegd, al leek het er soms wel op. Toen Arminius in 1609 overleed, had hij al een grote schare medestanders gekregen. Die gingen zich in 1610 ‘remonstranten’ noemen, naar het document, de ‘remonstrantie’, dat zij toen bij de regering van Holland indienden. Ëén en ander liep uit op de Synode van Dordrecht (1618/1619), waar de remonstrantse opvattingen werden veroordeeld. Lees de Dordtse Leerregels er maar eens grondig op na.

 

Via Middelburg en Frankrijk naar Groningen
In 1611 verliet Gomarus Leiden en werd eerst dominee en docent in Middelburg, Daarna werd hij professor aan de gereformeerde universiteit in het Franse Saumur. Dat waren niet zijn meest aangename jaren. Toen er in Groningen een vacature kwam, werd Gomarus daar benoemd. En zo werkte hij van 1618 tot zijn overlijden in 1641 aan de Academie van Groningen. Zijn beste jaren!
Op de synode van Dordrecht was hij aanwezig en trok hij fel van leer tegen de remonstranten. Hij nam ook deel aan het grote werk van de vertaling van de Bijbel uit de grondtekst in het Nederlands.
Zijn betekenis ligt vooral hierin dat Gomarus heeft meegewerkt aan het behoud van de gereformeerde leer en dat hij vele tientallen studenten heeft mogen opleiden die in de noordelijke Nederlanden hun pastorale werk mochten doen tot opbouw van de kerk.

Dr. Harm Veldman

 

Vorig artikelZutphen, Bornhof, Milddadig
Volgend artikelVan Panhuyslaan (leek)
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.