Één moment kan je leven helemaal veranderen. Je ontmoet iemand en dat zet je toekomst op een totaal ander spoor. Dat overkwam Johannes Calvijn toen hij in de zomer van 1536 in Genève voor één nacht in een herberg een kamer huurde. Daar stapte opeens dominee Guillaume Farel naar binnen en na enige tijd viel er een beslissing die het leven van Calvijn – en ook van Genève en zelfs in heel Europa – nogal zou veranderen. Farel had hem schaakmat gezet. Maar wie was Farel eigenlijk? Wat heeft deze prediker bezield om Calvijn te ‘arresteren’? Juist in Genève en juist op dat moment?

Hoe kende Farel Calvijn?

Guillaume Farel moet in de zomer van 1536 goed op de hoogte zijn geweest van de bijzondere betekenis van Calvijn. Toen al. Inderdaad had Johannes Calvijn precies in dat jaar zijn eerste boek over de christelijke religie uitgegeven, de Institutie. Toen nog maar één band. Het maakte zoveel indruk op de protestantse geleerden dat Calvijn in één keer tot de bekendste mannen van de Reformatie behoorde. Het was helder als kristal, zuiver in zijn bewoordingen! Daar moest wel een heel ‘heldere kop’ achter zitten. Daarvan was Farel vast overtuigd. En toen hij ‘toevallig’ vernam dat de man van dit boek in Genève was aangekomen, kon niemand hem meer tegenhouden.

De bekering van Farel

Guillaume Farel was een heel stuk ouder dan Calvijn – hij was geboren in 1489 – dus 20 jaar verschil. Zijn jonge jaren had hij doorgebracht in het Alpendorpje Gap (in de Dauphiné); zijn vader was daar notaris. Guillaume was voorbestemd om militair te worden, maar die ouderwens werd niet vervuld. Guillaume koos voor universitaire studie in het (verre) Parijs, waar hij zich bewoog in de kringen van Frankrijks grootste christen-humanist Lefèvre d’Étaples (in het Latijn: Faber Stapulensis). Door het contact met deze eminente taalgeleerde kwam de jonge Farel geleidelijk aan tot bekering. Hij leerde hier de nieuwe manier van Bijbelstudie: niet maar aan het handje lopen van de oude kerkmeesters (van de Scholastiek), maar op een ‘humanistisch-reformerende’ manier. Dat had Luther ook gedaan en dat was uitgelopen op de verrijkende ontdekking dat de verlossing van de mens tot stand komt door genade alleen. Bij de mens zelf is niets verdienstelijks te zoeken. Dat dit bij Farel niet maar een kwestie was van ‘even een knop omdraaien’, bewijst wel het feit dat hij drie jaren lang tot God gebeden had om licht en wijsheid. En dat gebed had God verhoord. Farel zei later zelf dat ‘Hij mij genade heeft bewezen door mij de rechte weg te doen verstaan’. Het grondig lezen van het Nieuwe Testament opende nieuwe perspectieven. Het had tot gevolg dat andere wijsheden werden afgewezen: Rome kwam echt aan de rand te staan. Farel hechtte steeds minder aan het kerkelijk leergezag, de voorbeelden van vrome heiligen, de logische wijsheden van de filosoof Aristoteles (die in de kerk nog steeds zo’n groot gezag uitoefende). Toen dit alles buiten de deur was gezet, kon Farel getuigen dat God zich over hem had ontfermd en dat hij zijn dwalingen had ingezien. “Toen hechtte mijn geest, door allerlei omstandigheden naar Hem heengeleid en aldus de haven gevonden hebbend, zich enkel en alleen aan Hem. Sedertdien kregen alle dingen een nieuwe aanblik: de Schrift beter bekend, de profeten meer geopend, de apostelen duidelijker, de stem van Christus erkend als die van de herder, de meester en de leidsman; dat er tot de Vader geen toegang is dan alleen door Jezus.”

Evangelisch prediker

Farel behoorde tot de eerste Fransen die zich losmaakten van de Roomse kerk. Hij deed dat in 1521, hetzelfde jaar waarin Luther de pauselijke banbul verbrandde. Maar de breuk van Farel was niet zo diep dat hij elk contact met Roomse autoriteiten uit de weg ging. Farel vertrok naar de stad Meaux, ruim 40 kilometer van Parijs, waar bisschop Guillaume Briçonnet – ook leerling van Lefèvre d’Étaples – voorzichtig de weg naar hervorming in bijbels-humanistische geest insloeg. In zo’n omgeving wilde Farel graag studeren. Maar het werd uiteindelijk toch een teleurstelling: de bisschop maakte geen radicale keus tegen Rome, hij verdroeg het wanneer gelovigen zich in gebed tot Maria wendden. Farel hield tegen deze heiligenverering een felle preek en vertrok uit Meaux. Na heel wat omzwervingen kwam hij in Basel aan.

Disputeren in Bazel

Bazel was een stad met een ruim hart: reformatorisch gezinde mensen waren hartelijk welkom. Boeken drukken was in deze Zwitserse stad een vak waar menigeen zijn brood mee verdiende. En schrijvers waren er ook te vinden: naast de hervormer Johannes Oecolampadius bevond zich onder hen ook de beroemde humanist Erasmus. Opdrachten voor het drukken van geschriften kwamen ook wel uit Zürich, waar Huldrych Zwingli ijverde voor Woordgetrouwe prediking.

Farels eigen activiteit in Basel bestond allereerst in het voorbereiden en meewerken aan een openbaar dispuut, voorjaar 1524, ter verdediging van veertien reformatorische stellingen. Dat werd een succes en het leverde Farel de mogelijkheid op om aan de universiteit colleges te geven over de Brieven van Paulus. Dit leverde bij Eramus echter een toenemend ongenoegen op. En dat weer een tegenreactie van Farel waarin deze de humanist verweet nog steeds geen radicale keus voor de Reformatie te hebben gemaakt. Farel typeerde Erasmus als een Bileam, dus een valse profeet. Dit ging het stadsbestuur van Basel te ver en zo moest Farel de stad weer verlaten.

Farel op oudere leeftijd

Overal slag leveren

In verschillende plaatsen heeft Farel enige tijd gediend als prediker of onderwijzer. Hij moest soms door collega’s getemperd worden in zijn felle uitspraken. Farel werd bekend als de man die bereid was altijd en overal ‘slag te leveren’: op het kerkhof, op de markt, de straat. De ene keer werden zijn luisteraars enthousiast, soms werden ze woest en takelden hem toe.

Ook als schrijver heeft Farel zich laten kennen. Hij schreef een boek dat als Sommaire bekend werd; in 42 hoofdstukken werd de christelijke geloofsleer uitgelegd. Farels inzichten kwamen op verschillende punten sterk overeen met die van Zwingli. Het boek was – gelet op de in te titel voorkomende term ‘prochain’- ook bedoeld voor de buren van de eerste lezers. Via deze ‘evangelisatie’ zou de Reformatie een zaak van het hele volk kunnen worden.

Via de Waldenzen naar Genève

We zijn intussen aangekomen in het jaar 1532. Farel bracht een bezoek bij de Waldenzen in de Alpen van Noord-Italië. Deze gelovigen waren protestanten van voor de Reformatie. Hun synode van Chanforan had Farel met twee Zwitserse broeders uitgenodigd. En dat werd een echt feest: die synode besloot dat de Waldenzen zich aansloten bij de Zwitserse Reformatie. Alleen wilde Farel wel graag dat deze kerken zich meer nog onderscheidden van de Roomse kerk: stoppen met de biecht, met het vasten en met het vieren van roomse feestdagen. Men moest nog meer leren om ‘alleen uit genade’ te leven.

Op de terugreis wilden de drie mannen graag overnachten in Genève. Maar ze werden ontdekt en kregen te horen dat ze binnen een uur de stad moesten verlaten, op straffe van de dood. Genève was nog rooms. Echter, niet lang meer. Ruim een jaar later keerde het stadsbestuur de bisschop de rug toe en liet de vrije evangelieprediking toe. Farel kon nu aan de slag. En zo werd Genève in 1536 een reformatorische stad. Het gevaar was evenwel groot dat de bisschop de stad innam en de oude, roomse orde herstelde. In die situatie kwam Calvijn in Genève. Een man met een heldere visie, gebaseerd op de Bijbel! Farel sprak hem met grote kracht aan op zijn verantwoordelijkheid voor de toekomst van de kerk. En het resultaat: Calvijn bleef. Tegen zijn eigenlijke bedoeling. Tot 1538 werkten ze samen aan de verdere Reformatie in deze stad. Calvijn bleef ook later een groot vriend van Farel. Deze vurige prediker stierf in 1565; een jaar nadat Calvijn was gestorven.

© dr. Harm Veldman

 

Vorig artikelJonathan Edwards: gereformeerd opwekkingsprediker
Volgend artikel“Violetten”
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.