Twee broeders hadden op een open plek in ’t woud
een degelijke houten hut gebouwd.

Bezochten armen in hun nederige stulp,
kwamen gehandicapten in hun nood te hulp.

Verrichtten zeven werken van barmhartigheid,
besteedden in de dienst van God hun tijd.

Zij zongen elke avond na een sober maal
hun liefde uit in toegewijde taal.

Vielen soms uit de toon of raakten van de wijs,
maar ’t lied steeg op naar het hemels paleis,

Waar het van smet ontdaan een plaats kreeg toebedacht,
waar het als wierook op het altaar werd gebracht.

Op zekere dag steeg van een edel ros
een vreemdeling, hij was verdwaald in ’t bos,

Maar prees zichzelf gelukkig toen hij rond
het etensuur warmte en gastvrijheid vond

Bij beide broeders, schikte heel graag aan
op hun verzoek, liet hen verwonderd staan

Toen hij, weer op hun vraag, zijn lied opzond;
de broeders luisterden met open mond.

Wat had de man een prachtige, klankvolle stem!
de broeders prezen en bedankten hem.

Hij was, bleek nu, een kunstenaar, knap en bekwaam,
gevierd bij wie gezien was en voornaam.

De dag daarop vertrok hij, uitgerust,
zwaaide ten afscheid, fier en zelfbewust.

Liet beide broeders achter met veel stof
voor een gesprek, ze waren nog niet binnen of

Een tweede vreemdeling, een engel klopte aan,
incognito, kwam vriendelijk voor hen staan,

Zei: “Broeders, heerst hier ziekte, is er twist?
we hebben gisteren uw lied gemist.

Het lied waarmee u elke dag uw God verblijdt
en dat u elke avond aan uw Schepper wijdt”.

De broeders bogen diep beschaamd het hoofd,
hun gast had wel gezongen, niet geloofd

Begrepen zij nu, heel zijn schone kunst
was uit geweest op menseneer en mensengunst.

Dus zongen zij weer na een sober maal
opnieuw hun liefde uit in toegewijde taal.

Vielen soms uit de toon of raakten van de wijs
maar ’t lied steeg op naar het hemels paleis,

Waar het van smet ontdaan een plaats kreeg toebedacht
waar het als wierook op het altaar wed gebracht.

 

“de mens kijkt naar het uiterlijk                                                      “de gebeden van de heiligen, samen

maar de Heer kijkt naar het hart”                                                     met wierook geofferd op het altaar”

                1 Sam. 16 : 7                                                                                         Openb. 8 : 3 en 4

                                

                                       de dotterbloemen (hier vlakbij)
                                                symboliseren de liederen en
                                                        werken van barmhartigheid