3 Polen. (6min) Hoewel in Polen van alles te zien is, zien we in Krakau een allegorische optocht. Hier herbeleven we de geschiedenis. We merken een bijzonder historisch feit op: Elk uur gaat aan het grote marktplein midden in Krakau een klein raampje open van de hoogste kerktoren van de Mariakerk. Met een trompet wordt een kort, gedragen deuntje geblazen. Zo plotseling als het begint, is het ook weer afgelopen. Met een laatste, korte ademstoot stopt de trompetblazer abrupt, zwaait naar de mensen op het plein en sluit het raampje tot het volgende uur. Dit is de Hejnał, die al eeuwenlang te horen is in en om het centrum van Krakau. De legende over de Hejnał in Krakau gaat terug naar het jaar 1241, toen de kerktoren ook werd gebruikt om wachters op de uitkijk te zetten. Een oplettende wachter merkte in het holst van de nacht op dat het Tataarse leger in de duisternis probeerde aan te vallen.
Snel sloeg hij alarm met zijn trompet. Helaas overleefde hij het zelf niet. Halverwege het blazen van zijn deuntje werd hij in de keel geraakt door een Tataarse pijl. Terwijl die zijn keel doorboorde, blies hij zijn laatste ademstoot uit in de trompet. Deze laatste toon was door de hele stad te horen als een vreemde, hoge, korte noot uit de trompet. Een noot die tot de dag van vandaag nog elk uur het bekende trompetgeschal abrupt afsluit.

Maar we horen ook van de draak. Lang geleden, toen Krakau nog niet eens een dorpje was, leefde een draak in de grot onder de Wawel heuvel. Hij spuwde vuur en zijn angstaanjagende brul lieten je haren overeind staan. Er bestond geen wapen op de wereld dat hem zou kunnen doden, zo vertelden de bange boeren uit de omgeving elkaar. Om de draak tevreden te houden moesten ze hem regelmatig vee offeren. Lukte dat niet, dan ging de draak er zelf op uit en voerde zich het liefst met jonge vrouwen uit de buurt. Ene Skuba verzon een list. Hij vulde een dood schaap met zwavel en naaide hem dicht. Toen hij daarmee klaar was, trok hij het dier over zijn schouder en legde het neer bij de ingang van de grot, zodat de draak het zou vinden. De draak scheurde direct het schaap aan stukken en de zwavel in het schaap kwam in aanraking met het vuur uit zijn mond. Het vuur was zo fel dat de draak ernstige brandwonden opliep in zijn mond en keel. Hij sleepte zich naar de Wisla rivier en dronk in één keer al het water op. Zoveel, dat hij ontplofte. De draak was verslagen en Wawel was vrij