Het dichte roege stuk

herbergt tot mijn geluk
een kleine nachtegaal.

Rossig aan kop en staart,
lijkt hij niet zoveel waard,
Is onopvallend vaal.

Vlakbij de snelweg moet
de plaats waar hij broedt:
een sobere bruiloftszaal.

Daar heeft hij onverlet
een orgel neergezet,
goed voor een kathedraal.

Probeert registers uit,
prestant, schalmei en fluit,
clairon en principaal.

Dulciana, harp, cornet,
fagot en flageolet,
naast die van het pedaal.

Eerst hoor ik een duet,
dan komt een smeekgebed,
daarop een pastorale.

Een fuga volgt weldra,
het culmineert daarna
In een onstuimige finale.

Een machtig slotakkoord.
Stilte. De snelweg stoort
een moment van ademhalen.

Daar golven op mij aan
en mag ik ondergaan
bezielende koralen.

In ’t opgaand, bloeiend hout
wordt muzikaal gebouwd
aan wondere verhalen.

“Had ik uw adem, nachtegale”.

 

 

Winterkoninkje

Ons Klein Jantje
vrolijk kwantje
koningsklantje
zit op ’t randje
van zijn mandje
klein parmantje
soms…

een onverstandje

hij ontspant je
geeft een bandje
zingt zijn landje
zijn en onze
winter
wereld
vol