Bij terugkeer naar de Nederlanden koos De Brès ervoor om in Doornik (Tournai) te gaan werken. Hij zal geweten hebben dat daarin 1545 een jonge collega had gewerkt: Pierre Brully had vanuit Straatsburg een begin gemaakt met de (geheime) vorming van een gereformeerde gemeente. Maar hij viel in handen van de stedelijke autoriteiten die hem na een kort proces teer dood veroordeelden wegens ketterij. Hij stierf, 26 jaar jong, op 19 februari 1545 op de brandstapel in Doornik.

Veertien jaar later trad Guido de Brès daar in het huwelijk met Catharina Ramon; ze kregen vijf kinderen. Hier ontstond een nieuw arbeidsterrein in een stad waar in 1559 de ‘honger naar de nieuwe leer’ groot was. En dat terwijl de stad wel over 10 kerkgebouwen beschikte – waarvan één de imponerende kathedraal – waar de mis regelmatig werd gevierd. Maar dat ritueel gaf niet de zegen van God; die liep het mis door eigenwillige godsdienst.

Door goede voorlichting door Guido de Brès, die dit alles aan de kaak stelde, kwam er een grote beweging onder de gelovigen in Doornik die koers zetten naar een nieuwe gemeenschap die zich alleen aan het Woord van God wilde binden. Volgens oude berichten werd meer dan de helft van de 12.000 inwoners van Doornik aangetrokken tot de reformatorische beweging. Maar dat betekende nog geen vrijheid om het nieuwe geloof ook uit te dragen. Er konden geen kerkdiensten worden gehouden. De Brès deed zijn pastorale werk daarom in de huizen van de gelovigen. Hij nodigde in geheim overleg de mensen uit om op een bepaald adres – meestal een rijkere familie – een gezamenlijke maaltijd te houden waar hij dan als voorganger een ‘stichtelijk woord’ sprak en voorging in gebed. De tafelgesprekken werden benut om de inhoud van de evangelische boodschap nader toe te lichten.

De pastorale van De Brès inzet bleek ook uit zijn diepgaande studie van de werken van de bekende reformatoren Luther en Melanchthon (beiden te Wittenberg), Zwingli en Bullinger (beiden te Zürich), Bucer (te Straatsburg en Londen) en Calvijn (Straatsburg en Genève)

Vorig artikelDe Brès opnieuw gevlucht
Volgend artikelBlijf bidden
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.