dr. Harm Veldman 

Als zoon van een arme bakker uit de stad Groningen zou Wessel Gansfort geen grote toekomst hebben gehad als niet een dame uit de hogere stand zich het lot van deze begaafde jongen had aangetrokken. Wessel heeft wegen gewezen die een betere route voor kerkherstel aangaven dan de meeste geestelijken van de Rooms-katholieke kerk. Bij hem trillen er snaren die later bij iemand als Luther versterkt doorklinken.

Het leven van Wessel Gansfort (oudere spelling: Ganzevoort) besloeg met de jaren 1419 tot 1489 een groot deel van de 15de eeuw – een ‘lange eeuw’, die kerkhistorisch vol zat met spanningen én met ‘reform-plannen’. Wessel werd in 1419 geboren als zoon van broodbakker Harmen Gansfort uit de Herestraat te Groningen. Maar zou de jongen opgroeien in vrede en rust? Ver weg was er iets verschrikkelijks gebeurd: in 1415 was in Konstanz de Tsjechische theoloog Jan Hus op de brandstapel omgekomen; en dat terwijl de keizer hem een vrijgeleide had verstrekt. Daarna brandde in  Bohemen het vuur van de wraak bij de Hussieten.

Er waren ook andere zorgen: de Bijbel die de kerk voorschreef was qua vertaling toe aan een grondige vernieuwing, maar de vernieuwing voor het hele kerkvolk kwam stukje bij beetje tot stand … door particulier initiatief. Maar er gloorde hoop: in de kringen van de Moderne Devotie was een begin gemaakt met een nieuwe oriëntatie die zich richtte op een eenvoudig leven volgens de Bijbel en tegelijk op de dienst voor de naasten met pastoraat, ziekenzorg en onderwijs. Daarbij ontwikkelden de Devoten geleidelijk zoiets als een eigen ‘theologie’, die het kritisch stond tegenover de praktijken van een heersende theologen van de Scholastiek. Het werken aan een Bijbelvertaling kwam nog maar langzaam op gang. De invloed van de Moderne Devotie – begonnen in het IJsseldal – was Europees gericht.

De eerste signalen van Renaissance en Humanisme uit Italië waren voor menig geleerde reden genoeg om zich erin te verdiepen en zich ermee te verenigen. Maar wat zou de kerk ermee doen?

Slechts het werk van individuele denkers en werkers wekte de hoop dat de toekomst er beter uit zou gaan zien. Zo’n denker werd Wessel Gansfort.

Wessels vormingsjaren en universitaire studie

De vorming van de jonge Wessel begon veelbelovend via het gulle gebaar van de rijke Oda Jarges, geboren Clant, burgemeestersvrouw in Groningen: zij nam de kosten van Wessels opleiding voor haar rekening. Daardoor kreeg Wessel in Zwolle onderricht op hoger niveau, bij de Broeders des Gemenen Levens. Hij woonde in het fraterhuis van de Broeders. Hij zal dan ook met een zekere regelmaat in contact stond met bekende Zwolse Devoot Thomas a Kempis die in het klooster op de St. Agnietenberg woonde. Diens bekende werk De Imitatione Christi (= Over de Navolging van Christus) verscheen voor het eerst in een handschrift (!) van 1441 – Wessel zal het toen ongetwijfeld gelezen hebben. Hij bewonderde de auteur sterk. Het is intussen niet zeker dat Wessel in Zwolle ook als leraar heeft gediend. Alles bij elkaar genomen waren zijn Zwolse jaren van fundamentele betekenis voor zijn verdere levensgang.

Wessel had niet het voornemen zich terug te trekken in een klooster – zelfs niet bij Thomas a Kempis op de Agnietenberg. Hij koos voor de universiteit. Zijn eerste keus viel op Keulen, waar hij zich in 1449 liet inschrijven. Drie jaar later promoveerde hij tot Magister VVesseli Gansfortii Groningensis, Meester in de vrije kunsten. Daarna maakte hij een academische rondreis door Europa. Die bracht hem in Parijs, Heidelberg, Keulen, Leuven en Rome. Hij leerde ‘onderweg’ Grieks en Hebreeuws, maar ook Chaldeeuws en Arabisch. Tevens was hij ook kundig op het gebied van de medicijnen. Hij kreeg de bijnaam ‘Lux Mundi’, d.w.z. Licht der Wereld. Heeft hij die naam gewaardeerd?

Wessel Gansfort was een meester in het disputeren. Met grote slagvaardigheid wist hij zijn tegenstander met scherpzinnige redeneringen te confronteren die deze noodzaakte tot een even logische reactie. Wessel kreeg de bijnaam ‘magister contradictionis’, d.i. meester van de tegenspraak.  Vooral in Parijs heeft hij zijn kundigheid daarin bewezen. In de strijd tussen filosofen wist hij veler ogen te openen voor de halsstarrigheid van de Scholastiek en zo de geesten voor te bereiden op een meer onbevangen manier van lezen van klassieke teksten, waaronder de Bijbel.

Kerkleer en geestelijkheid

Wessel Gansfort kende de kerk te goed om er kritiekloos aan voorbij te lopen. Hoewel hij op hoofdpunten instemde met de leer van de transsubstantiatie (de wezensverandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus), stelde hij wel dat Christus ook buiten het sacrament lichamelijk aanwezig is. Ook was Wessel inzake de leer van de rechtvaardiging een zoon van de Rooms-katholieke kerk Hij geloofde dat goede werken er toe deden om de eeuwige zaligheid te verkrijgen. Op andere punten was hij kritisch: hij had geen goed woord over voor priesterbedrog, aflaathandel en ander geldelijk gewin dat de geestelijkheid zich permitteerde. Voor Gansfort was de Bijbel de enige autoriteit – zowel voor de hoge als de lagere geestelijkheid, ja ook voor de leken van de kerk, die echter zo weinig Bijbelkennis hadden. De leer van de onfeilbaarheid van de paus (en ook van de concilies) verwierp Wessel beslist.

Terug in Groningen

Omstreeks 1475 keerde Wessel Gansfort terug naar de noordelijke Nederlanden, waar hij eerst in het fraterhuis van Zwolle woonde en aan de school van de Moderne Devoten les gaf. Later ging hij weer naar Groningen waar hij vast verblijf kreeg in het Clarissenklooster. Vandaar toog hij geregeld naar het klooster van Aduard om deel te nemen aan de discussies over zijn ‘onorthodoxe’ leerstellingen. Deelnemers waren zijn jongere en zeer geleerde vriend Rudolf Agricola, Henricus van Rees (abt van het klooster), de onderwijshervormer Alexander Hegius uit Deventer, Johannes Oostendorp schoolbestuurder van Hegius’ school, Rudolf Langius (van Langen) uit Münster en veel voor ons niet bekende jongere kloosterlingen. Deze groep kreeg van Wessel Gansfort de dringende raad om de Bijbel te lezen.

De ‘onorthodoxe’ opvattingen van Wessel Gansfort waren voor de Orde der Dominicanen aanleiding om zijn geschriften te vernietigen. Zijn invloed moest worden ingedamd. Maar deze actie had weinig resultaat, alleen al omdat David van Bourgondië als bisschop van Utrecht zijn beschermer was; deze had Wessel een tijdlang in dienst gehad als lijfarts.

De geschriften van Gansfort

De werken van Wessel Gansfort zijn niet volledig bewaard gebleven. Het is de Dominicanen na de dood van de grote geleerde toch nog gelukt, aldus Wessels belangrijkste biograaf Albert Hardenberg, een aantal geschriften te verbranden. De overgebleven werken zijn niet erg ordelijk bewaard. Een bekend werk was zijn Farrago (­= Mengelingen); deze bevat bijdragen met reformatorisch getinte kritke ten opzichte van de Rooms-katholieke kerk(leer). Dit werk is  vaak herdrukt, met name in de tijd en op wens van Luther. Vermeldenswaard is het feit dat de Farrago op het Concilie van Trente (1545 e.v.j.) op de lijst van verboden boeken werd geplaatst.

Onderstaande thema’s daarin werden door Gansfort aan een kritisch oordeel onderworpen:

  • de feilbaarheid van de paus; hij moest berispt worden als hij niet volgens de Schrift sprak
  • gelovigen zijn knechten van God, niet van de paus
  • de overheid en de vraag naar het recht van verzet
  • de eenheid van de katholieke kerk
  • de liefde tot God en tot de medemens
  • het sacrament van de boete
  • de aflaat
  • de heiligenverering
  • het vagevuur.

Deze onderwerpen zouden terugkomen in het optreden van alle reformatoren van de 16e eeuw.

Luthers waardering van Wessel Gansfort

In 1522, in de beginjaren van de Reformatie, schreef Luther een Woord vooraf in een heruitgave van Gansforts geschrift Farrago. Luther gebruikte opvallend waarderende woorden die op een sterke geestelijke verwantschap met Gansfort wezen. Luther: “Indien ik Wessel van te voren had gelezen, zou het mijn vijanden kunnen toeschijnen, dat ik alles aan hem had ontleend, zózeer stemt de opvatting van ons beiden overeen.” Waar dit precies op sloeg is niet goed meer op te helderen, maar de kwesties die een rol speelden (bij Luther en bij Gansfort) hadden betrekking op de onfeilbaarheid van de kerk, speciaal van de paus en de concilies en ook een groot aantal misbruiken en wantoestanden bij de geestelijkheid. De strijd daartegen moest plaats vinden met de Heilige Schrift, die alleen onfeilbaar was en dus het hoogste gezag vormde voor de geestelijkheid en voor alle gelovigen.

Een Hollandse Avondmaalsbrief

Ten aanzien van het Avondmaal en de betekenis van de instellingswoorden van Christus, de woorden ‘Dit is Mijn lichaam’ en ‘Dit is Mijn bloed’, nam Luther deels een ander standpunt in dan Gansfort, althans gerekend naar de (al of niet volledige) weergave van diens visie in de bekende Avondmaalsbrief van mr. Cornelis Hoen. Deze heer diende als rechtsgeleerde aan het Hof van Holland in Den Haag. Hij had de beschikking gekregen over de nalatenschap van deken Jacobus Hoeck te Naaldwijk, die ooit bevriend was met Wessel Gansfort. In de stukken die Hoen onder ogen kreeg bevond zich de verhandeling van Wessel Gansfort getiteld ‘De Sacramento eucharistiae’, d.w.z. ‘Over het sacrament van het Avondmaal’. Daarin werd een pleidooi gehouden voor het geestelijk genieten van Christus’ lichaam en bloed. Het accent kwam minder te liggen op de transsubstantiatie, maar meer op de geestelijke betekenis van. Het is mogelijk dat dit woorden van Cornelis Hoen zelf zijn zoals hij die formuleerde in zijn Avondmaalsbrief. De brief  werd later door Hinne Rode aan enkele reformatoren overgebracht. Hoe groot de waardering van Luther voor Wessel Gansfort ook was, de door Cornelis Hoen opgestelde brief vond bij hem geen instemming. Luther nam de zwenking in diens gedachten – die beïnvloed leek door Gansfort – naar het geestelijk eten en drinken niet over.

Het werd in 1529 op de grote reformatieconferentie te Marburg duidelijk dat reformatoren als Bucer, Oecolampadius en (vooral) Zwingli er wel (grotendeels) mee instemden, waarmee het theologische verschil met Luther en de zijnen zich steeds scherper begon af te tekenen. Helaas heeft deze kwestie de hele 16e eeuw een grote en scheidende rol gespeeld binnen het protestantisme.

Samengevat: Wessel Gansfort maakte veel leerlingen en was een ‘groot licht’ uit Groningen. Tot ver buiten deze stad was zijn bijbels-humanistische invloed te merken. Voor meerdere reformatorische voorgangers in Europa was hij een lichtend voorbeeld van Schriftuurlijke vroomheid en nuchterheid. Hij wees de weg naar herstel van de Bijbelse eenheid met betrekking tot de viering van het Heilig Avondmaal.

 

 

Vorig artikelTwee devote onderwijshervormers in het IJsseldal (2)
Volgend artikelNaar het feest
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.