Na 1555 kregen de Nederlanden een nieuwe vorst. Karel V was als Heer van de 17 Nederlandse gewesten afgetreden ten gunste van zijn zoon Philips II. Deze was minstens zo fel tegen de protestanten als zijn vader; de geloofsvervolgingen kregen al een jaar later een heftig vervolg. Het startmoment was de verschrikkelijke marteldood van de familie Oguier: vader Robert, moeder Jeanne, twee zoons: Baudechon en Martin, en twee dochters: Mariette en Toinette. In hun woning te Rijssel deed de politie op zondag 6 maart 1556 huiszoeking. Enkele dagen later werden de gezinsleden stevig aan de tand gevoeld over hun geloof. Het verhoor leidde tot de conclusie: dit gezin was ketters. Het hield regelmatig kerkdiensten in hun woning. Dus waren ze niet aanwezig bij de (verplichte) viering van de mis. Hoe vader Oguier er met overtuiging tegen inging, het hielp niets: dit gezin was in overtreding. Tot overmaat van ramp moesten de gezinsleden de namen noemen van anderen die meededen aan hun godsdienstige praktijken. Dat weigerden ze, waarop ze een voor een werden gemarteld. Ze bleven standvastig. Een week later kwam het vonnis af: vader Robert en zoon Baudechon werden veroordeeld tot de dood op de brandstapel. Hun laatste ‘redmiddel’ was de terugkeer naar de Rooms-katholieke kerk, maar dat ‘aanbod’ van een roomse geestelijke werd beslist afgewezen. Daarop volgde de executie van vader en zoon.

 

Korte tijd later kregen moeder Jeanne en zoon Martin dezelfde straf opgelegd. Zij konden ook door terugkeer naar pauselijke kerk ontkomen aan dit vonnis, want dat hadden Robert en Baudechon ook al gedaan – zo werd hun wijsgemaakt. Moeder Jeanne werd door een grote groep monniken aangesproken om haar te bekeren. En dat leek zelfs te lukken. Toen wist zoon Martin haar er toch van te weerhouden. Hij riep: in het openbaar de woorden: ‘Vergeet de heilige leer van het Evangelie iet, en al het goede onderwijs dat wij van onze broeder Guido gehoord hebben. Laat zien dat jullie dat in het hart hebben bewaard, en niet alleen met de oren hebben gehoord.’ De familie Oguier liet zich mee door deze woorden niet uit elkaar trekken. Daarna bestegen moeder en zoon ook de brandstapel. Zij stierven als martelaren. Wat er met de dochters is gebeurd wordt in de bronnen niet meegedeeld. Dat kan erop wijzen dat die twee een geheime behandeling hebben gekregen. Het is niet ondenkbaar dat zij als jonge meisjes naar een klooster werden afgevoerd.

Vorig artikelNaar Engeland gevlucht / Terug naar de Nederlanden
Volgend artikelDe Brès opnieuw gevlucht
Harm Veldman
Mijn naam is Harm Veldman (* 1942) en ik ben sinds 1965 decennia lang onderwijzer/leraar geschiedenis geweest. Ik heb daarnaast veel onderzoek gedaan naar lokale en regionale kerkgeschiedenis, maar ook naar de nationaal-kerkelijke ontwikkelingen in Nederland. Mijn grote interesse betreft de eeuw van de Europese Reformatie.Mijn promotieonderzoek richtte zich op het leven en werk van Hendrik de Cock, de ‘vader van de Afscheiding van 1834’. De promotie vond plaats in 2009 aan de Theologische Universiteit van de GKv te Kampen, promotor was prof. dr. M. te Velde.